Een appel per dag vermindert verharding van de slagaders

Het eten van één appel per dag kan in feite helpen om de cardioloog buiten de deur te houden, suggereert een nieuw onderzoek. Een studie onder gezonde volwassene van middelbare leeftijd geeft aan dat de consumptie van één appel per dag, gedurende vier weken, bij 40% het niveau van een stof in het bloed verlaagt dat gekoppeld wordt aan verharding van de slagaders.

Het innemen van capsules die polyfenolen bevatten, een soort antioxidant die je in appels aantreft, had een vergelijkbaar maar niet zo groot effect.

De studie, gefinancierd door een groep uit de appelindustrie, gaf aan dat de appels de bloedspiegel verlaagde van geoxideerd LDL – een lipoprotein met een lage dichtheid, de “slechte” cholesterol. Wanneer LDL cholesterol geoxideerd wordt door interactie met vrije radicalen is de kans groter dat het ontstekingen en weefselschade veroorzaakt.

“Wanneer LDL geoxideerd wordt neemt het de vorm aan van een beginnende atherosclerose of het zorgt voor verharding van de slagaders,” aldus hoofdonderzoeker Robert DiSilvestro, hoogleraar humane voeding aan de Ohio State University en onderzoeker van de University’s Ohio Agricultural Research en Development Center. “We hadden een enorm effect tegen geoxideerd LDL met slechts een appel per dag gedurende vier weken.”

Hij gaf aan dat het verschil vergelijkbaar was met die van mensen met normale kransslagaders versus patiënten met coronaire hartziektes.

De studie is online gepubliceerd in the Journal of Functional Foods en zal in de toekomst in een gedrukte editie verschijnen.

DiSilvestro schreef dat het dagelijkse eten van een appel aanzienlijk meer effectief is in het verlagen van geoxideerd LDL dan andere anti-oxidanten die hij onderzocht heeft, inclusief de op kruiden-gebaseerde verbinding curcumine, groene thee en tomaten-extract.

“Niet alle anti-oxidanten zijn hetzelfde als het gaat om dit specifieke effect,” zei hij.

Vertaling Lia Keizer

Verband voeding tijdens zwangerschap en kans op obesitas bij nakomelingen

Onderzoekers hebben ontdekt dat de voeding van een moeder gedurende de zwangerschap van grote invloed is op het risico dat het kind loopt op obesitas in zijn of haar latere leven. Internationaal onderzoek onder leiding van onderzoekers van de universiteit van Southampton plus teams uit Nieuw-Zeeland en Singapore toont voor het eerst aan dat de voeding die een aanstaande moeder tot zich neemt het functioneren van het DNA van haar kind(eren) kan beïnvloeden.

Dit proces heet epigenetische verandering en kan ertoe leiden dat een kind meer aanleg heeft om dik te worden. Belangrijk hierbij is dat dit los staat van het feit of de moeder over- of ondergewicht heeft en wat het geboortegewicht is van het kind.

Keith Godfrey, hoogleraar in Epidemiologie en Menselijke Ontwikkeling op de universiteit van Southampton, leidde dit onderzoek. Hij zegt: “Voor het eerst hebben we kunnen aantonen dat aanleg voor obesitas niet alleen toe te schrijven is aan een combinatie van genen en leefstijl, maar dat het kan worden aangewakkerd door invloeden op de ontwikkeling van de baby in de baarmoeder, inclusief de voeding van de moeder gedurende haar zwangerschap. De voeding van een zwangere vrouw kan belangrijke epigenetische veranderingen teweegbrengen die het risico op obesitas bij nakomelingen kunnen verhogen.”

Onderzoekers brachten epigenetische veranderingen bij bijna 300 kinderen bij de geboorte in kaart en toonden aan dat deze de mate van obesitas op 6- of 9-jarige leeftijd voor een groot deel konden voorspellen. Verrassend voor de onderzoekers was het effect: niet ieder kind is even dik, maar door het meten van de epigenetische verandering bij de geboorte waren de onderzoekers in staat om 25 procent van deze variatie in dikheid te voorspellen.

Het onderzoek is voornamelijk gefinancierd door het Britse Medical Research Council (MRC), het National Institute for Health Research, WellChild (voorheen Children Nationwide), Arthritis Research UK en de universiteit van Southampton.

Epigenetische veranderingen, die het functioneren van ons DNA wijzigen maar niet van invloed zijn op de DNA-volgorde geërfd van vader en moeder, kunnen ook op langere termijn van invloed zijn op hoe iemand reageert op voeding of sport.

“Dit onderzoek toont aan dat maatregelen ter voorkoming van obesitas bij kinderen gericht zouden moeten zijn op het verbeteren van de voeding van de moeder en op de ontwikkeling van de baby in de baarmoeder. Deze nieuwe epigenetische metingen kunnen tevens van nut zijn bij het monitoren van de gezondheid van een kind”, voegt hoogleraar Godfrey toe.

Mark Hanson, Brits Heart Foundation hoogleraar, directeur van de afdeling Human Development and Health van de universiteit van Southampton en tevens lid van het onderzoeksteam legt uit: “Dit onderzoek bewijst dat epigenetische veranderingen minstens gedeeltelijk verantwoordelijk zijn voor het verband tussen een slechte start in het leven en de kans op ziekte in een later stadium. Het onderstreept hoe belangrijk het is dat vrouwen in de leeftijd om kinderen te krijgen toegang hebben tot goede ondersteuning op het gebied van voeding, scholing en leefstijl om zo de gezondheid van de volgende generatie te verbeteren, en ook het risico van onder andere diabetes en hartziekten, die vaak het gevolg zijn van obesitas, te beperken.”

Lid van het onderzoeksteam Sir Peter Gluckham FRS van het Liggins Institute van de universiteit van Aukland en het Singapore instituut van Clinische Wetenschappen: “Dit onderzoek levert tot nu toe het meest onomstotelijke bewijs dat het niet afdoende is om te focussen op handelingen in het leven van een volwassene om als zodanig de epidemie in chronische ziektes tegen te gaan. Dit geldt niet alleen voor ontwikkelde samenlevingen maar ook voor lagere sociaal-economische bevolkingsgroepen.”

Het studieteam is onderdeel van een international consortium bestaande uit de universiteiten van Southampton en Singapore, het instituut voor clinische wetenschappen in Singapore, het Liggins institute van de universiteit van Auckland, AgResearch Nieuw-Zeeland en de Medical Research Council Lifecourse Epidemiology Unit, universiteit van Southampton.

Hoogleraar Cyrus Cooper leidt de MRC Lifecourse Epidemiology Unit en zegt: “De bevolkingsonderzoeken van MRC hebben aangetoond dat factoren in het eerste stadium van iemands leven het risico op ziektes jaren later beďnvloedt. We beginnen inzicht te krijgen in de mechanismen waarmee dit gebeurt en dat opent nieuwe wegen voor medisch onderzoek en handelingen.”

Slecht eten kan ons depressief maken

Onderzoekers van de universiteiten van Navarra en Las Palmas de Gran Canaria hebben aangetoond dat de inname van transvetten en verzadigde vetten het risico verhogen van het krijgen van een depressie en dat, daartegenover, olijfolie beschermt tegen deze mentale ziekte. Zij hebben dit bevestigd na een zes jarige bestudering van 12059 SUN-project vrijwilligers; de vrijwilligers hadden hun dieet, levensstijl en kwalen geanalyseerd aan het begin, tijdens en aan het eind van het project. Op deze manier bevestigden de onderzoekers dat, ondanks het feit dat aan het begin van de studie geen van de vrijwilligers last had van een depressie, aan het eind van de studie er 657 nieuwe gevallen waren ontdekt.

Van al deze gevallen bleek dat deelnemers met een verhoogde transvetten consumptie (vetten aanwezig in kunstmatige vorm in industrieel geproduceerd gebak en fast food en van nature aanwezig in bepaalde volle melk producten) “onderhevig waren aan 48% toename van het risico om een depressie te krijgen in vergelijking met deelnemers die niet deze vetten tot zich namen,“ bevestigd Almudena Sánchez-Villegas, Associate Professor of Preventive Medicine van de Universiteit van Las Palmas de Gran Canaria, de eerste schrijver van het artikel.

Daarnaast heeft de studie een dosis-reactie relatie aangetoond, “waarbij bleek, hoe meer transvetten er geconsumeerd worden, hoe groter de schadelijke effecten zij produceerden bij de vrijwilligers,“ gaf de expert aan. Bovendien, heeft het team, o.l.v. Miguel Ëngel Martínez-González, Professor of Preventive Medicine van de Universiteit of Navarra, ook de invloed geanalyseerd van meervoudig onverzadigde vetten
(overvloedig aanwezig in vis en plantaardige olie) en van olijfolie op het ontstaan van depressies.

“Sterker nog, wij ontdekten dat deze vormen van gezondere vetten, samen met olijfolie, geassocieerd worden met een lager risico op het krijgen van depressies,“ benadrukt de onderzoeker en directeur van het SUN-project. Wereldwijd zijn er 150 miljoen mensen die depressief zijn.

Dus de resultaten van dit onderzoek bevestigen de hypothese van een grotere verbreiding van deze ziekte in de noordelijke landen van Europa t.o.v. de zuidelijke landen van Europa, waar een mediterraan voedingspatroon de overhand heeft. Toch hebben de deskundigen opgemerkt dat de verbreiding van de ziekte toegenomen is in de afgelopen jaren, zodat vandaag de dag er, wereldwijd, ongeveer 150
miljoen mensen getroffen zijn. Het is de belangrijkste oorzaak van verlies van levensjaren in die landen met een gemiddeld tot hoog inkomen per hoofd.

Dit door, volgens Almudena Sánchez Villegas, “radicale veranderingen in de bronnen van vetconsumptie in Westerse voeding, waar we bepaalde nuttige vetten (meervoudig onverzadigde en enkelvoudig onverzadigde vetten, aanwezig in noten, plantaardige oliën en vis) hebben vervangen door de verzadigde vetten en transvetten aanwezig in vlees, boter en andere producten zoals massa-geproduceerd
gebak en fast food.

Bovendien is het onderzoek, gepubliceerd in het online verschenen herziene tijdschrift PLoS ONE, uitgevoerd op een populatie met een lage gemiddelde inname van transvetten, gezien het feit het alleen bestaat uit 0,4% van de totale energie-inname van de vrijwilligers. “Ondanks dit, zagen we een toename van het risico van het krijgen van een depressie van bijna 50%. Uitgaande van dit,“ concludeerde Miguel A. Martínez, “leiden we af dat het belang van dit effect kenbaar moet worden gemaakt in landen als USA, waar het percentage van energie gehaald uit deze voeding rond de 2,5% is.“

Tenslotte, de analyse, geleid door de Universiteit van Navarra en de Universiteit van Las Palmas de Gran Canaria, suggereert dat zowel depressie als hart- en vaatziekte beiden op een soortgelijke manier worden beïnvloed door een voedingswijze, en delen in hun oorsprong mogelijk gelijkwaardige mechanismen. Deze hypothese wordt verder aangeduid door tal van studies die het schadelijke effect aangeven die transvetten en verzadigde vetten hebben op het risico van het krijgen van hart- en vaatziekten.

Item toegevoegd aan winkelwagen.
0 items - 0,00